Gran Canaria
Gran Canaria
Het eiland

Feesten en festivals

Feesten en festivals

Op 13 december viert de gemeente haar beschermheilige Santa Lucía, een feest dat vanwege de combinatie van religie en folklore ook interessant is voor toeristen.

Uit al deze originaliteit en traditie zijn evenementen ontstaan als de processie met het beeld van Lucía op 13 december, de kroning van 'La Lucía' en haar Zweedse naamgenote, en de boerenprocessie op de daarop volgende zondag.

Deze boerenprocessie is een feest ter ere van de Virgen del Rosario (Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Rozenkrans). Op deze dag komen enorm veel mensen af. Het is een religieuze optocht met duizenden 'pelgrims' in klederdracht: zwarte hoed, touwschoenen, het Canarisch kapmes, een kalebas vol met wijn, rum, water of andere brouwsels, en streekgerechten zoals geitenkaas, chicharrón, gebakjes, 'gofio' en gebakken sardines.

Op die dag rijden er karren, getrokken door tractoren of ossen, door de straten van het dorp en laten de boeren de talloze toeschouwers van al deze waren proeven.

Op 24 oktober, ten slotte, worden in Vecindario de feesten van San Rafael gevierd. Tijdens dit traditionele feest van lokaal belang is er onder meer een enorme veemarkt.

Geschiedenis

Toen het gehele eiland was veroverd, kreeg Tomás Rodríguez de Palencia het land en de waterbronnen van deze streek als beloning voor zijn diensten aan de Kroon.

Het zo verkregen land werd aanvankelijk, net als veel landerijen in het zuidoosten van het eiland, gebruikt om suikerriet te verbouwen, voornamelijk voor de export naar Amerika en het noorden van Europa. Er werd een suikerfabriek met de naam Ingenio Rojo de Tirajana gebouwd, die de ruggengraat van alle agrarische en industriële activiteit in deze streek zou worden.

Ondanks de overheersende rol van de suikerindustrie namen in de zestiende en zeventiende eeuw ook granen (tarwe, gerst en rogge) een belangrijks plaats in in de economie van Santa Lucía omdat ze het basisvoedsel waren voor de gehele samenleving onder het oude regime. Maar hoewel alle grondeigenaren graan verbouwden, bleef de omvang van deze teelt betrekkelijk klein, waarschijnlijk omdat granen alleen verbouwd werden om de vele landarbeiders te voeden. Het meeste land rondom de Tirajana-fabriek bleef in gebruik voor de aanplant van suikerriet.

Andere belangrijke landbouwgewassen in Santa Lucía waren fruitbomen en palmbomen (die laatste vooral voor het blad).

In de zestiende eeuw zien we de opmars van een nieuwe economische activiteit, de wijnbouw, en wellicht werden in diezelfde periode de olijfbomen geïntroduceerd die er nog altijd staan. Uit recent onderzoek is gebleken dat dit inheemse en dus unieke olijvenrassen zijn, waarvan de vruchten in de hele archipel grote faam genieten als 'Olijven uit Santa Lucía'.

In 1815, één jaar nadat de kapel werd gebouwd waarnaar het dorp is genoemd, werd het gemeentehuis van Santa Lucía gebouwd.

Geografie

Santa Lucía - waarnaar de gemeente is genoemd - ligt 680 meter boven zeeniveau op 51 kilometer van de hoofdstad van het eiland, Las Palmas de Gran Canaria. De gemeente heeft een wigvormig oppervlak van 61,55 vierkante kilometer dat zich uitstrekt van het centrale gebergte, bij de Sepultura del Gigante, tot de zuidoostelijke kust van Gran Canaria, bij Pozo Izquierdo en Bahía de Formas. 

De gemeente is van oudsher verdeeld in twee zeer verschillende zones: het binnenland, waarin ook Santa Lucía ligt, en de kuststrook met de drie grootste kernen van de gemeente (Vecindario, Sardina del Sur en El Doctoral).

Het binnenland is overwegend agrarisch en vormt een grote oase omgeven door de steile hellingen van de Caldera van Tirajana. Hier liggen verschillende boerendorpen (El Ingenio, Rosiana, La Sorrueda enzovoort) tussen schilderachtige palmbossen en akkers.

Het binnenland wordt al bewoond sinds de oudheid, zoals blijkt uit de vele pre-Spaanse overblijfselen die hier zijn gevonden. Hieruit blijkt ook dat deze streek getuige is geweest van de laatste schermutselingen van de verovering van Gran Canaria.

Op weg naar de kust ligt een opvallende rots, Ansite, het laatste bolwerk van de inheemse bevolking in hun verzet tegen de Castiliaanse troepen. Te midden van deze steile rotsformaties en diepe bergkloven kun je de aanwezigheid van de oerbevolking van Gran Canaria nog altijd voelen, zowel vanwege de spectaculaire natuur als het feit dat deze streek het minst is aangeroerd door de mens.

Economie

Tot de negentiende eeuw werkten de inwoners van Santa Lucía uitsluitend in de landbouw, meestal als 'medianeros' (medepachters). Aan het begin van de twintigste eeuw waren er echter ingrijpende veranderingen in de economie van deze regio. Ondernemers lieten hun oog op het zuidoosten van het eiland vallen vanwege het gunstige klimaat en de goedkope, vlakke grond: de ideale plaats voor de intensieve tomatenteelt. Grootgrondbezitters investeerden, ontgonnen nieuw land en verbeterden productietechnieken. Er werden pakhuizen gebouwd en, vooral, waterputten geslagen.

Voorheen onvruchtbaar land aan zee begon dankzij de intensieve landbouwmethoden vrucht te dragen en leverde duizenden arbeidsplaatsen op: pachters en dagloners die onder erbarmelijke omstandigheden zwoegden voor een mager loon.

In de jaren 1960 beleefde Santa Lucía ook een opleving in het toerisme in de zuidelijke helft van het eiland en werd het de woonplaats van veel mensen die in de bouw en de horeca werkten.

Tegenwoordig is Santa Lucía de grootste tomatenexporteur van de Canarische Eilanden, waaruit mag blijken hoe belangrijk dit gewas voor de sociale samenhang is.

Ook de kuststrook van de gemeente vertoont een sterke economische groei dankzij de enorme bedrijvigheid. El Doctoral, Sardina del Sur en met name Vecindario zijn uitgegroeid tot de economische en commerciële motor voor het hele zuidoosten van Gran Canaria.